Afwijkende mondgewoonten (zie ook bij ‘OMFT informatie’)
Afwijkende mondgewoonten
Ongeveer driekwart van alle kinderen ontwikkelt een afwijkende gebitsstand door afwijkende mondgewoonten. Kijk maar eens naar uw kind tijdens een avondje televisie kijken of tijdens het slapen. Vaak vallen er afwijkende mondgewoonten op, met een afwijkend gebit, een afwijkende lichaamshouding en/of een afwijkende uitspraak als gevolg.
Afwijkende mondfuncties hebben een negatieve invloed op de gezondheid van een opgroeiend kind, waardoor op latere leeftijd allerlei klachten kunnen ontstaan. Denk aan een slaapgestoorde ademhaling (snurken en slaapapnoe), kaakgewrichtsproblemen en nek- en rugklachten. En wist u dat er na orthodontisch behandelen vaak terugval optreedt, wanneer afwijkende mondfuncties niet eerst gecorrigeerd zijn?
De vorm van de mond en de stand van de tanden en kiezen worden voor een groot deel bepaald door de functie van de spieren in en om de mond. Afwijkende mondgewoonten kunnen het evenwicht tussen die spieren onderling verstoren. Oro-myofunctionele therapie (OMFT) is een gestructureerde oefentherapie voor het herstellen van een verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren in en rond de mond. We beschouwen de volgende mondgewoonten als afwijkend:
- duimen, vinger- en/of speenzuigen
- open mondgedrag
- habitueel mondademen
- lage tongligging in rust
- foutieve lipgewoonten
- afwijkend kauwen
- nagelbijten
- afwijkend slikken
Afwijkende mondgewoonten kunnen het evenwicht tussen die spieren onderling verstoren. Dat veroorzaakt een afwijkende tongligging in rust, een afwijkende slikbeweging en het heeft in veel gevallen een negatief effect op de uitspraak (slappe, onduidelijke uitspraak, slissen etc.).
Wanneer OMFT?
Een afwijkende functie van de tong heeft grote gevolgen voor het vermalen van het voedsel, het vormen van een goede voedselbrok en het slikken. Afwijkend slikgedrag gaat meestal met tongpersen (voorwaartse of zijwaartse beweging van de tong tegen of tussen de tanden en kiezen in plaats van tegen het gehemelte) gepaard. Dat heeft vrijwel altijd gevolgen voor de stand van de tanden of kiezen en de vorm van de kaak. Op de plaats waar de tong naar buiten komt, komt een open beet; de tanden raken elkaar niet. Bij lispelen wordt de tong geheel of gedeeltelijk tussen de voortanden geperst; hier vallen de voortanden vaak niet over elkaar heen. Bij slissen ontstaan de klanken aan de zijkant in de mond; hier zien we vaak een zijdelingse open beet. Dergelijke open beten kunnen met orthodontische behandeling gesloten worden en de tanden komen weer mooi in de rij te staan. Maar vaak zien we na verloop van tijd weer een open beet ontstaan, omdat de oorzaak van de open beet, in dit geval het verkeerde tonggedrag, niet verdwenen is.Afwijkende slikpatronen
Hoewel het verschijnsel mondademen wel bekend is, wordt er niet veel aandacht aan besteed. Men denkt dat het weinig kwaad kan en dat het een gevolg is van een verstopte of te nauwe neusdoorgang, maar dat is niet waar. Alleen indien de neus voldoende doorgankelijk is, spreken we van habitueel mondademen. Er is dus sprake van een gewoonte, niet van noodzaak. Een aantal kinderen (en volwassenen) heeft de gewoonte alleen de lippen niet te sluiten, terwijl er niet door de mond wordt geademd. We noemen dit openmondgedrag en we onderscheiden dit van habitueel mondademen. De functie van de neus bestaat onder andere uit het bevochtigen, verwarmen en reinigen van de ingeademde lucht. Bij mondademen vervalt deze gunstige eigenschap. De mond droogt uit. Er is daardoor minder speeksel in de mond aanwezig, waardoor er minder geslikt hoeft te worden. DIt heeft tot gevolg dat de buis van Eustachius, deze verbindt de neusholte met het oor, te weinig wordt geopend. Hierdoor neemt de kans op oorontstekingen toe. Ook terugkerende infecties in de keel, infecties van amandelen of (frequent) terugkerende middenoorontstekingen kunnen hiervan de gevolgen zijn. Vaak zien we bij mondademen dat door het wegvallen van de druk van de lippen op de tanden, de voortanden naar voren gaan staan. Tevens komt een smal gehemelte voor doordat de natuurlijke druk van de tong op het gehemelte niet plaatsvindt. Ook komt in meer of mindere mate kwijlen voor. In onderstaand schema zien we wat voor problemen mondademen kan veroorzaken. Bij mondademen wordt de lucht die het lichaam in komt niet gereinigd (wat wel gebeurt bij een neusademhaling). Hierdoor komt er minder zuurstof in het bloed. Dit kan zorgen voor een hogere hartslag, stress en SAAS (Slaap Afhankelijke Ademhalingsstoornis). Door SAAS ontstaan weer allerlei gezondheidsproblemen zoals leer- en concentratieproblemen, hoofdpijn en andere klachten. Mondademen zorgt ook voor een lage tongpositie. Hierdoor kunnen zich gebitsproblemen voordoen zoals een onderontwikkelde boven- en/of onderkaak, verkeerde slik etc.Mondademen
Het is algemeen bekend dat te vaak of te intensief duim- of vingerzuigen (ook bij volwassenen!) leidt tot een afwijkende stand van tanden en/of kaken. Dat geldt ook voor tong- en lipzuigen, een te lang of te intensief gesabbel op een speen of te langdurig drinken uit een fles, tuitbeker of anti-lekbeker. Bijtgewoonten (bijv. vinger-, nagel- of lipbijten, klemmen, knarsen e.d.) kunnen schadelijke invloed hebben op het kaakgewricht, waardoor spieren overbelast worden. Andere spiergroepen in de mond zullen daar ook nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. Uit onderzoek blijkt dat speen-, duim- & vingerzuigen een verhoogd risico geven op een open beet. De tong wordt door een speen of duim naar beneden geduwd en voorwaarts gedrukt. Bij elke slik wordt de tong dus voorwaarts gedrukt. Deze beweging zorgt ervoor dat de tong tegen de tanden komt. Hierdoor ontstaat een foutief slikpatroon met een afwijkende beet tot gevolg. Normaal gesproken duwt de tongpunt juist tegen het gehemelte. Dat zorgt voor een natuurlijke verbreding van de bovenkaak. Bij een lage tongligging is er vaker een smalle bovenkaak zichtbaar. Naast een afwijkende gebitsstand hebben duim- en speenzuigers meestal ook een mondademing. Op het moment dat er geen duim of speen in de mond zit, staat de mond vaak open. Meestal vallen deze kinderen/volwassenen met een duim/speen in de mond in slaap, maar zodra deze eruit valt, staat de mond weer open. Hier begint dan het mondademen. Het is voor een juiste ontwikkeling van het gebit en de spraak belangrijk om het speengebruik zo snel mogelijk af te bouwen. Een baby heeft een aangeboren zuigbehoefte. Een speen kan ervoor zorgen dat deze behoefte bevredigd wordt wanneer er niet aan de borst gedronken kan worden. Een speen werkt ook troostend en kan er voor zorgen dat een baby tot rust komt. Op een gegeven moment heeft een baby geen speen meer nodig. De zuigbehoefte neemt af na zes maanden en is verdwenen als kinderen rond de één jaar zijn. Ook heeft het kind dan andere manieren geleerd om troost te vinden, zoals een knuffelbeest vasthouden of troost zoeken bij de ouder. Te lang blijven zuigen op een speen heeft nadelige gevolgen voor de spraakontwikkeling, de ademhaling en het gebit. Tanden kunnen scheef doorkomen (met gevolgen voor het latere gebit) en mondademhaling vindt vaker plaats. Dat kan leiden tot een slappere mondmotoriek, met gevolgen voor de spraakontwikkeling. Ook kan het kind gaan slissen. In onderstaand artikel wordt beschreven wat voor effect langdurig speengebruik kan hebben op de mondmotoriek van een kind: https://omft.info/news-posts/leiden-ronde-spenen-tot-kaakafwijkingen-en-spraakgebrek/Zuig- en bijtgedrag
Behandeling
Bij de logopedist wordt de relatie tussen de afwijkende spierfuncties en de gebitsstand gecorrigeerd. De logopedist biedt hulp bij:
– het afleren van zuig- en bijtgewoonten;
– het aanleren van een neusademhaling;
– het aanleren van een goede tongplaatsing in rust;
– het aanleren van een correcte slik;
– het afleren van foutieve automatismen;
– het verbeteren van de uitspraak;
– het conditioneren van de nieuwe gewoonten.
De logopedist zal bij de start van de behandeling met behulp van meetinstrumenten de spiersterkte en spierkracht meten om de behandeling in kaart te brengen. Vervolgens kan in zo’n tien tot vijftien consulten van een half uur, door middel van spieroefeningen en/of het gebruik van een zachte mondtrainer, bereikt worden dat een kind zich in plaats van een mondademhaling een neusademhaling eigen maakt, dat overbeten worden verminderd. Vervolgens is het noodzakelijk het aangeleerde gedrag te automatiseren. Let op: het gehele OMFT-traject beslaat zo’n 1,5 tot 2 jaar. Dit komt vooral door de controle periodes die worden ingelast na de wekelijkse behandelingen.
Wilt u meer weten over OMFT? Kijk dan bij het kopje ‘OMFT informatie’.
Hier volgen nog enkele artikelen met aanvullende informatie over de oro-myofunctionele therapie:
artikel_Niels_Hulsink_20091.pdf
artikel_OMFT_nr_1_juli_2008_in_TP1.pdf
Onze eigen folder over afwijkende mondgewoonten: Folder afwijkende mondgewoonten